rdfs:comment
| - Daniel Albert Wyttenbach (7 August 1746, Bern – 17 January 1820, Oegstgeest) was a German Swiss classical scholar. A student of Hemsterhuis, Valckenaer and Ruhnken, he was an exponent of the methods of criticism which they established, and with them he laid the foundations of modern Greek scholarship. (en)
- Daniel Albert Wyttenbach (* 7. August 1746 in Bern; † 17. Januar 1820 in Oegstgeest) war ein Schweizer Philologe. Daniel Wyttenbach wurde geboren als Sohn des Theologen David Samuel Daniel Wyttenbach. Er war Professor am Athenaeum Illustre Amsterdam. 1799 bis 1818 war er Professor an der Universität Leiden. 1811 wurde er zum korrespondierenden Mitglied der Göttinger Akademie der Wissenschaften und 1814 zum auswärtigen Mitglied der Académie des Inscriptions et Belles-Lettres gewählt. In hohem Alter heiratete er seine Nichte Daniel Jeanne Wyttenbach. (de)
- Daniel Albert Wyttenbach (1746-1820) est un philologue suisse. (fr)
- Daniël Albert Wyttenbach, född 7 augusti 1746 i Bern, död 17 januari 1820 i Oegstgeest, var en nederländsk filolog av schweizisk härkomst. (sv)
- Даниэль Виттенбах (Daniel Albert Wyttenbach; 07.08.1746, Берн — 17.01.1820) — голландский филолог-классик. Профессор амстердамского Атенеума (1771—99) и Лейденского университета (1799—1816).Иностранный член французской Академии надписей и изящной словесности (1814). Его отец был профессором теологии в Берне, а затем в Марбурге. Учился в Марбурге, затем в Геттингене. В 1769 году написал свою первую работу. Согласно ЭСБЕ: Сочинения В. выдаются обширной начитанностью, литературным вкусом и трезвой критикой. (ru)
- Daniël Albert Wyttenbach (Bern, 7 augustus 1746 - Oegstgeest, 17 januari 1820) was hoogleraar in de klassieke talen aan de Leidse Universiteit en tevens bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek. De vader van Wyttenbach was hoogleraar theologie aan de Universiteit van Bern en later Marburg. De jonge Wyttenbach was voorbestemd om eveneens theologie te studeren en op zijn veertiende begon hij zijn studie aan de universiteit van Marburg. Gaandeweg raakte hij echter meer geïnteresseerd in de oude talen en na het lezen van het werk van David Ruhnken ging hij in 1768 in Göttingen studeren. In 1769 schreef hij daar zijn Epistula critica super nonnullis locis Iuliani Imp. cui accesserunt Animadversiones in Eunapium et Aristaenetum, een reactie op het werk van Ruhnken. Deze pennenvrucht werd g (nl)
|