| dbo:abstract
|
- Notturno (5 Sätze für tiefe Stimme und Streichquartett) ist ein Liederzyklus für tiefe Stimme (meistens Bariton) und Streichquartett des Schweizer Komponisten Othmar Schoeck (1886–1957). Das Notturno wurde zwischen 1931 und 1933 komponiert und als Schoecks Op. 47 publiziert. Das Notturno besteht aus neun Gedichten des österreichischen Dichters Nikolaus Lenau (1802–1850) sowie einem des Schweizer Dichters Gottfried Keller (1819–1890). Es besteht aus 14 Teilen. Die 5 Sätze beziehen sich auf die 5 Gedichte (4 von Lenau und 1 von Keller), die jeweils durch reine Zwischenspiele der vier Streicher voneinander getrennt sind.
* „Sieh dort den Berg mit seinem Wiesenhange“ (Lenau)
* „Sieh hier den Bach, anbei die Waldesrose“ (Lenau)
* Andante appassionato (Streichquartett solo)
* „Die dunklen Wolken hingen“ (Lenau)
* „Sahst du ein Glück vorübergehn“ (Lenau)
* Presto (Streichquartett solo)
* „Der Traum war so wild“ (Lenau)
* „Es weht der Wind so kühl“ (Lenau)
* „Rings ein Verstummen, ein Entfärben“ (Lenau)
* „Ach, wer möchte einsam trinken“ (Lenau)
* Allegretto (Streichquartett solo)
* „O Einsamkeit! wie trink' ich gerne“ (Lenau)
* Allegretto tranquillo (Streichquartett solo)
* „Heerwagen, mächtig Sternbild der Germanen“ (Keller) Stilistisch weist der Zyklus einen spätromantischen, dunklen, chromatischen und expressionistischen Charakter auf. Er ist in fünf Teile gegliedert: Ruhig, eine Naturszene, Sinnieren über den Tod der Liebe; Presto, ein Albtraum; Unruhig bewegt, Erinnerungen an einen toten Freund; Ruhig und leise, Vögel und die Natur erinnern den Dichter an den Tod eines Freundes; Rasch und kräftig, quasi recit., der Dichter sucht die Einsamkeit auf, betrachtet die Sterne und bittet um Frieden. Schoecks Biograph Chris Walton schreibt, Alban Berg habe für das Notturno lobende Worte gefunden. Das Werk wurde 1933 uraufgeführt. Es blieb dann aber jahrelang beinahe unbemerkt, bis Dietrich Fischer-Dieskau und das Juilliard String Quartet es 1967 wieder zur Aufführung brachten und es auch auf Schallplatte aufnahmen. Seit den 1980er Jahren wurde und wird es in regelmäßigen Abständen aufgenommen und von namhaften Sängern gesungen. Eine Aufführung des Notturno dauert ca. 45 Minuten. (de)
- Notturno (German: Notturno: Fünf Sätze für Bariton und Streichquartett) is a song cycle for baritone and string quartet by Swiss composer Othmar Schoeck (1886-1957). It was composed between 1931 and 1933, and was published as his Op. 47. It consists of musical settings of nine poems by the Austrian poet Nikolaus Lenau (1802-1850) and of one by the Swiss poet Gottfried Keller (1819-1890). It is in 14 sections: the German title Fünf Sätze (i.e. "Five pieces", or "movements") refers to the fact that the vocal settings fall into five groups, four of poems by Lenau and one of the poem by Keller, separated by instrumental interludes. 1.
* "Sieh dort den Berg mit seinem Wiesenhange" (Lenau) 2.
* "Sieh hier den Bach, anbei die Waldesrose" (Lenau) 3.
* Andante appassionato (string quartet alone) 4.
* "Die dunklen Wolken hingen" (Lenau) 5.
* "Sahst du ein Glück vorübergehn" (Lenau) 6.
* Presto (string quartet alone) 7.
* "Der Traum war so wild" (Lenau) 8.
* "Es weht der Wind so kühl" (Lenau) 9.
* "Rings ein Verstummen, ein Entfärben" (Lenau) 10.
* "Ach, wer möchte einsam trinken" (Lenau) 11.
* Allegretto (string quartet alone) 12.
* "O Einsamkeit! wie trink' ich gerne" (Lenau) 13.
* Allegretto tranquillo (string quartet alone) 14.
* "Heerwagen, mächtig Sternbild der Germanen" (Keller) The cycle is late romantic in style, dark, chromatic and expressionist in character. It falls into five sections: Ruhig, a nature scene, on the death of love; Presto, a nightmare; Unruhig bewegt, memories of a dead friend; Ruhig und leise, birds and nature remind the poet of the death of a friend; Rasch und kräftig, quasi recit., the poet seeks solitude, looks to the stars, and begs for rest. According to Schoeck's biographer , Alban Berg had words of praise for Notturno. The work was premiered in 1933. It remained almost unnoticed until 1967, when Dietrich Fischer-Dieskau and the Juilliard Quartet introduced it to New York. Critic wrote that, "Notturno stems from Mahler", and that the work evidenced "a surprisingly sustained melodic strength. ... Schoeck communicated something of himself, so that frequently at the end of a song he fashioned its cadence quite beautifully. Thus his final evocation achieved a tranquility most sensitively expressed". The same artists made the premier recording, in 1968. Music critic Alex Ross has described the final section, in which the poet addresses the Heerwagen (army wagon, the constellation Ursa Major), as "wrenchingly beautiful". A typical performance takes about 38 minutes. (en)
- Notturno is een compositie van de Othmar Schoeck, dat voltooid werd in 1933. De bijtitel van het werk luidt: Fünf Sätze für Streichquartett und eine Singstimme nach Gedichten von Nikolaus Lenau und einem Fragment von Gottfried Keller, opus 47. De Zwitserse klassieke muziek is weinig bekend in de wereld; de voornaamste vertegenwoordigers (toen) waren Frank Martin en Arthur Honegger, die internationaal ook doorbraken. Binnen die onopvallende stroming bevond zich ook Othmar Schoeck. Martin en Honegger verdeelden hun aandacht tussen instrumentaal en zangwerk; Schoeck legde de nadruk binnen zijn oeuvre op werken voor zangers en/of koor. Daarbij was de voertaal meestal Duits hetgeen een verdere bekendheid deels in de weg stond. Andere oorzaken kunnen liggen in het feit dat de thema's in zijn muziek niet al te vrolijk is. Alles bij elkaar genomen is zijn discografie klein. Schoeck werd op latere leeftijd gekweld door depressies en koos voor dit werk dan ook teksten uit, die (voor zover mogelijk) eenzelfde stemming met zich meebrengen. Nikolaus Lenau, van wie het grootste deel van de teksten zijn, werd later krankzinnig en dat is deels terug te zien in zijn gedichten van vlak daarvoor. Ze stralen een immense droevigheid uit. Schoeck vond dat kennelijk zelf ook te gortig en besloot deze toonzetting met een enigszins monterder gedicht van Gottfried Keller. De neerslachtigheid is het enige bindende thema binnen de gedichten, maar ze zijn lukraak gekozen, zodat van een liederencyclus geen sprake is. Bovendien zijn de in totaal tien gedichten verspreid over de vijf delen die het werk kent. De teksten worden wel gezongen, maar op een dermate indringende wijze, dat het neigt naar voordragen. De muziek is te omschrijven als laat-romantisch. In de jaren dertig waren er in de buurlanden Oostenrijk en Duitsland enorme ontwikkelingen gaande op het gebied van de klassieke muziek. Deze zijn deels voorbijgegaan aan Schoeck, toch hangt er een zweem van de muziek van Alban Berg over dit werk. De zang- en strijkerspartijen zijn technisch moeilijk, maar als wel meer werken uit dat tijdperk is dat nauwelijks hoorbaar. Bovendien zijn de stemmen "ver van elkaar verwijderd", zodat de muziek per instrument goed te volgen is. Het geheel komt over als een werk uit de Tweede Weense School, maar is dat niet. (nl)
|
